Dit jaar herdenken we dat er 75 jaar geleden een einde kwam aan de Tweede Wereldoorlog – en we zijn dankbaar dat er in Midden-Europa sinds mei 1945 vrede heerst. Ondanks alle pacifistische successen is de Duitse taal echter nog steeds rijk aan militaristische termen en metaforen. Vooral de Nederlanders vragen zich hoofdschuddend af: hoe kan dat? Zelfinzichten van Frank Wöbbeking, oprichter en directeur van mediamixx, een communicatiebureau dat grensoverschrijdend actief is.   

Tot nu toe beschouwde ik mezelf eigenlijk als een vrij vreedzaam persoon. Meestal gereserveerd en diplomatiek. Totdat ik wat beter naar mezelf ging luisteren. Sindsdien twijfel ik aan mijn eigen inschatting. Waarom? Luister gewoon maar eens. Als ik bijvoorbeeld op een zaterdag met mijn vrouw boodschappen ga doen en met een smoesje liever in de auto blijf zitten dan me in de drukke shoppende menigte te storten, dan zeg ik: “Ich halte dann mal die Stellung”. Dit was een bevel dat door miljoenen soldaten tijdens de Eerste Wereldoorlog werd opgevolgd, met dodelijke afloop. Als iets me te snel gaat, zeg ik: “Moment, so schnell schießen die Preußen nicht”. Als Frederik de Grote dat had geweten! Maar als ik ergens klaar voor ben, sta ik “Gewehr bei Fuß”. Dat had Frederik al beter gevonden.

Professioneel geef ik de voorkeur aan een “generalstabmäßige Planung” van projecten, voor mogelijke problemen ben ik graag “gut gerüstet”. Toch gaat er ook wel eens iets mis, vooral “im Eifer des Gefechts”. Dan kan het “Schuss nach hinten losgehen”. En je moet de “Rückzug antreten” voordat je je “Waterloo” beleeft. Dan kan het een tijdje duren om alles weer “auf Vordermann” te krijgen. Het belangrijkste is dat je “aus der Schusslinie” bent en “dein Pulver noch nicht verschossen” hebt.

Als we dan “einen neuen Angriff starten”, hopen we dat er geen “Störfeuer” is en dat onze inspanningen niet – door wie of wat dan ook – “torpediert” worden. Het belangrijkste is dat niemand daarbuiten ons heeft “beschoten”. Dus ik vertrouw op mijn “schlägkräftige Truppen” en op de nieuwe medewerker die “wie eine Bombe eingeschlagen hat”. ”Gewaffnet” met pen en papier gaan we door naar de volgende “Lagebesprechung”.

Nu vraagt de lezer zich natuurlijk af: waarom? Waarom marcheren militaristische termen anno 2020 nog zo vanzelfsprekend door de Duitse taal? We zijn immers niet meer zo militaristisch als voor de Eerste Wereldoorlog, toen de mensen overal reikhalzend uitkeken naar de grote veldslag als een “reinigendes Stahlgewitter” – maar nog geen idee hadden van het verwoestende effect van een machinegeweer.

En wat doe ik? Onlangs noemde ik een gewaardeerde Nederlandse collega een “Informationsmaschinengewehr” (hoewel je tegenwoordig eerder “bazooka” zou zeggen. Of “Informations-Wumms”). Dat klopt inhoudelijk natuurlijk, maar je zou ook kunnen zeggen: “Du lässt Informationen über dein Publikum regnen”. Of: “Du schickst Dein Publikum durch ein Informationsgewitter”.

Waarom dan het martialische machinegeweer? Ik weet het niet. Echt niet. En eigenlijk maakt het ook niet veel uit. Je kunt het verleden niet veranderen, de toekomst wel. Daarom weet ik één ding zeker: uiterlijk op het moment dat Motsi Mabuse in Let’s Dance na een succesvol dansoptreden vol vuur (en jubelend van vreugde) uitroept: “Das war Bombe!!” is het tijd om te zappen en word ik me ervan bewust dat ik meer op mijn taalgebruik moet letten. Omdat ik eigenlijk een vredelievende persoon ben. Ik sta hooguit een keer in de rij bij de “Gulashkanone”. Daarmee kun je echt geen enkel gevaar aanrichten.

Dus vanaf nu, als ik weer eens liever in de auto blijf wachten, zeg ik: “Ik bewache solange das Auto”. En als iets weer eens te snel gaat, zeg ik: “Ein alter Mann ist kein D-Zug.” En als ik ergens klaar voor ben, zeg ik gewoon: “Ich bin soweit”. Of “Es kann losgehen”. Het geweer, dat “bei Fuß” moet blijven staan, marcheert de taalkluis in. Dat past veel beter bij mij…